Lange twintigste eeuw
De lange twintigste eeuw beschrijft de geschiedenis van de twintigste eeuw vanuit de grote veranderingen die zichtbaar werden na 1870: de tweede industriële revolutie, het moderne imperialisme, de opkomst van de massademocratie, de neergang van het klassieke liberalisme, de botsing van nieuwe, radicale ideologieën, de groei van de interventiestaat en het culturele modernisme. Het onderliggende thema is de veranderende positie van Europa in de wereld. Tot de twintigste eeuw had de moderne geschiedenis steeds in het teken gestaan van de ontwikkelingen in Europa, maar dat veranderde toen de positie van Europa verzwakte en andere werelddelen zoals Amerika en Azië een grotere rol gingen spelen. Sinds de Tweede Wereldoorlog hebben we echt te maken met mondiale geschiedenis. De auteurs schenken de nodige aandacht aan de crises die plaats vonden in de periode 1914-1989, de zogenaamde korte twintigste eeuw. In tegenstelling tot veel andere auteurs zien zij het einde van de Koude Oorlog echter niet als een fundamenteel omslagpunt. Zo kan de val van het communisme volgens hen niet gelijkgesteld worden aan het einde van de ideologie, omdat het neoliberalisme de traditie van het ideologische utopisme daarna in feite voortzette. Misschien is de recente, opzienbarende ontwikkeling van landen in Azië en Afrika een teken dat de overgangsfase van de twintigste eeuw voorbij is en een nieuw tijdperk in de wereldgeschiedenis is aangebroken. Dit boek is de opvolger van het succesvolle De nieuwste geschiedenis dat sinds 1990 als standaardwerk geldt en al vele malen werd herdrukt. Pieter Caljé is universitair hoofddocent politieke cultuur aan de Universiteit van Maastricht. Jaap den Hollander is docent moderne geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen.