Wetenschap en wereldbeeld in de Gouden Eeuw
De Nederlandse Gouden Eeuw was niet alleen een bloeiperiode voor handel, economie, schilder- en dichtkunst, maar ook voor de natuurwetenschap. Het werk van Hollandse geleerden als Huygens, Swammerdam en Van Leeuwenhoek maakte in heel Europa veel indruk, en de Leidse medische faculteit trok studenten uit alle windstreken. Buitenlanders die ons land bezochten, bejubelden niet alleen de Hollandse schilderkunst, maar ook de wijze waarop hier de wetenschap bedreven werd. Het verrichten van natuuronderzoek en het nadenken over de natuur was geen bezigheid van enkele geïsoleerd opererende 'Helden van de Geest', maar was nauw verbonden met het dagelijks leven van velen. Navigatiedeskundigen en predikanten bestudeerden de hemelloop, burgemeesters en artsen legden rariteitenverzamelingen aan, schilders en dichters waren gefascineerd door insekten en schelpen, alchemisten en natuurfilosofen speculeerden over de bouw van het universum en als er een walvis aanspoelde of de zon verduisterde, was het hele land in rep en roer. In dit vlot geschreven boek toont Eric Jorink de verwevenheid van het natuuronderzoek tussen circa 1570 en 1730 met het beeld dat in brede lagen van de bevolking bestond over de samenhang tussen de kosmos en de mens. Uiteraard besteedt hij daarbij ruime aandacht aan de veranderende opvattingen over doel en methode van de wetenschap en de veranderende concepties over de bouw van het heelal of de anatomie van insekten. Maar ook wordt uitgebreid ingegaan op het geloof in astrologie, het belang van de ontdekkingsreizen, op de relatie tussen religie en wetenschap, op rariteitenverzamelingen, discussies over het bestaan van de eenhoorn en veranderende opvattingen over de betekenis van kometen.