Geschiedenis van Pesse Deel 1: Landschap en archeologisch onderzoek. Deel 2: Marke, erven en bewoners
In het eerste deel van Geschiedenis van Pesse komen landschap en archeologisch onderzoek aan bod. In het tweede deel worden de marke, erven en bewoners behandeld. Landschap en archeologisch onderzoek Pesse was een grote marke op de vlakke zandgronden van Midden-Drenthe. Vanaf de Middeleeuwen tot de scheiding van de marke in 1843 regelde de ‘buur' het gebruik en de ontginning van het veld en de gang van zaken bij het gebruik van de hooi- en weilanden langs de beken en het akkerland op de es. In die periode van vijf eeuwen kreeg het landschap in de marke geleidelijk gestalte: een agrarisch cultuurlandschap dat dankzij de bescheiden middelen van mens- en paardenkracht een natuurlijk karakter had. Na de verdeling van de marke veranderde het landschap door de grootschalige ontginning van heidevelden en de ruilverkavelingen, vooral vanaf het eind van de 19e eeuw na de introductie van kunstmest. Het gebied van Pesse en naaste omgeving is rijk aan archeologische vondsten, zoals de kano van Pesse en een klein hunebed bij Spier. Een bijzondere plek is de Galgenberg bij Anholt waar een grafheuvel uit de Bronstijd is opgegraven. Ook is het de plaats waar vroeger de galg stond. Resten van de galg zijn aangetroffen bij de opgraving van de grafheuvel. In Fluitenberg lag in de IJzertijd een nederzetting met zeven boerderijen die vermoedelijk al de naam Petthe had, de oude naam van Pesse. Ten zuiden van de weg van Pesse naar Oostering lagen de zes middeleeuwse erven uit de periode van 900 tot 1400, met namen van de eigenaren zoals Waninge, Tissinge en Paddinge. Ook de ligging van de kapel van Bultinge op de Pesser es is bekend, maar daar heeft nog geen archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Marke, erven en bewoners Over Pesse zijn vanaf de 12e eeuw schriftelijke gegevens bekend die ons vertellen over de bewoners van de erven in de marke. Naast de ‘eigenerfden' hadden ook grootgrondbezitters erven in Pesse in eigendom: Tissinge was een leen van de bisschop van Utrecht, de erven Blekinge, Kusinge en Bultinge waren in bezit van het klooster Dikninge en het erf Rundering in Kraloo behoorde tot het einde van de 18e eeuw aan het kapittel van Sint-Pieter in Utrecht. Geleidelijk kwamen deze erven in bezit van Pessenaren. In de schriftelijke gegevens lezen we over aan- en verkoop van akkers en hooilanden, het aantal waardelen in de onverdeelde marke en de belastingen die iedere bewoner moest opbrengen. Begin 17e eeuw breidde Roelof van Echten zijn bezit in de marke van Pesse uit, hij kreeg de erven van Dikninge in erfpacht. Na de dood van zijn zoon Johan verkocht de familie Van Echten de bezittingen in Pesse. Hierdoor kwamen meer erven en landerijen in bezit van Pessenaren. Ook lezen we over onderlinge geschillen, bijvoorbeeld over de Pessenaren die hun schapen lieten grazen in het gebied waarvan de bewoners van de twee erven in Nuil meenden dat zij daar de rechten hadden. Het leidde in de 18e eeuw tot de afscheiding van Nuil uit de marke. In dit deel komen alle erven aan de orde die Pesse telde bij de scheiding van de marke in 1843, met gegevens over de ligging en bouw van de boerderijen. Zo kocht Coop Jans van Nuil in 1672 een boerderij in Wijster, vervoerde de gebinten naar Nuil en bouwde daar van de oude gebinten een nieuwe boerderij. Van ieder erf worden verder de namen van de bewoners vermeld evenals de gegevens over huwelijk, geboorte en overlijden van de gezinsleden. Ze vormen een schat aan informatie voor genealogisch onderzoek naar de Pesser families. Foto's van de boerderijen, zowel van de oude als tegenwoordige situatie, geven een beeld van de veranderingen in de afgelopen honderd jaar.